Marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit... een "ever lasting" story?
De Nederlandse levensmiddelenwetgeving is te complex, te ondoorzichtig en te gedetailleerd. Doe voorstellen hoe we daar verbetering in kunnen brengen. Dat was voor de interdepartementale MDW-werkgroep levensmiddelen-wetgeving het uitgangspunt.
Tegen zo’n uitgangspunt valt weinig in te brengen, want complex en ondoorzichtig is die wetgeving zeker. Tegen de aanbevelingen van de werkgroep om tot rigoureuze deregulering over te gaan valt tot op zekere hoogte evenmin veel in te brengen. Als het beschermingsniveau van de consument t.a.v. gezondheidsrisico's voldoende wordt gewaarborgd - een harde randvoorwaarde voor de werkgroep - dan kan er ongetwijfeld veel opgeschoond en gedereguleerd worden en zouden er veel zaken aan het zelfregulerend vermogen van de markt overgelaten kunnen worden zonder dat de belangen van de consument in het gedrang komen.
Dan zou de overheid zich kunnen beperken tot publiek toezicht op private toezicht activiteiten, een trend die met de introductie van HACCP toch al sterk in gang is gezet. Toch schuilt er een addertje onder het gras. Met name zaken als productsamenstelling in relatie tot etikettering (essentieel voor informatie van de consument) komen er in het rapport bekaaid af. Wat al te gemakkelijk wordt verondersteld dat dergelijke zaken wel in de sfeer van private enforcement tot een oplossing zullen komen. Is de (voornamelijk juridische) achtergrond van de werkgroepleden er misschien debet aan dat het handhavingsinstrumentarium hier wat wordt overschat? Mij schiet bij private enforcement tenminste altijd het gezegde “wie procedeert om een koe, die geeft er een toe” in gedachten. Een anekdote bij wijze van voorbeeld.
Een Duitse collega vertelde me hoe in België twee producenten van levensmiddelen met elkaar in de clinch raakten over een simpel etiket. Producent A (uit Spanje) produceerde een product waarin amandelen verwerkt waren. Omdat die amandelen op het etiket duidelijk waren afgebeeld en het etiket daardoor een aanprijzend karakter had gekregen) had hij de hoeveelheid ook netjes kwantitatief in de ingrediëntendeclaratie opgegeven. Producent B maakte een vergelijkbaar product, ook met de (gelijke) hoeveelheid amandel netjes vermeld, echter... wel voor een veel lagere prijs! Zo laag, dat A tot de conclusie kwam dat zoiets alleen maar kon als er veel minder amandelen in verwerkt waren dan op het etiket was vermeld! Eigen laboratoriumonderzoek van A bevestigde dat vermoeden.
Nu zou je als producent in Nederland misschien in zo'n geval proberen de Keuringsdienst van Waren voor je karretje te spannen. Die heeft immers mogelijkheden om de receptuur ter plaatse na te trekken. De zaak speelde echter in België en op de een of andere manier had A weinig vertrouwen in de mogelijkheden van de Belgische "Eetwaren-inspectie". Hij begon dus een civielrechtelijke procedure tegen B. En toen begon er een procedure die gaandeweg nachtmerrie-achtige proporties aannam. De ene deskundige na de andere werd ingehuurd om de productsamenstelling te ontrafelen maar niemand kwam er echt uit, omdat producent B beweerde "bijzondere techno-logische procedés toe te passen waardoor de samenstelling van het product niet meer te analyseren zou zijn.
De ene deskundige ontkende dat zo'n proces dat effect had, de andere ging erin mee: de zaak liep volkomen vast. Mijn zegsman (als vierde deskundige bij de zaak betrokken) verhaalde met smaak hoe bij de eerste bijeenkomst waarbij hij aanwezig was geweest beide partijen waren begonnen elkaar voor rotte vis uit te maken met opmerkingen over de dubieuze Spaanse zakenmoraal, gepareerd met opmerkingen als "...et vous etes tous racistes...sans doute sympathisants du Vlaams Blok!". Het had maar weinig gescheeld of de comparanten waren elkaar in dat pompeuze Brusselse "Palais de Justice", die wanstaltige suikertaart, letterlijk in de haren gevlogen.
Meer dan 10 jaar bleek er nodig te zijn om die zaak tot een oplossing te brengen, en dat allemaal omdat de mogelijkheden om een complex ingrediënt "kwantitatief" te kunnen bepalen grandioos waren overschat. Als private enforcement van etiketteringsvoorschriften tot dat soort situaties leidt dan is het nog maar de vraag of het bedrijfsleven veel met deregulering opschiet. In ieder geval valt te hopen dat de wetgever voor het handhaven van etiketteringsregels adequate constructies zal bedenken de boven geschetste situaties te voorkomen.
Wat betreft de wettelijk vastgelegde productbenamingen stelt de werkgroep voor om het aantal hiervan drastisch te beperken. Dat is vanzelfsprekend geheel in overeenstemming met het EU standpunt dat wettelijk verplichte productbenamingen en identiteits-standaarden een belemmering vormen voor productontwikkeling en de culinaire verscheidenheid binnen de EU geen recht doen. The EU rejects recipe law; iedere EU functionaris schreeuwt het van de daken en men kijkt in Brussel nogal eens verliefd naar kwantitatieve ingrediënten-declaratie (QID) als panacee om zowel de product-samenstelling vrij te kunnen laten als informatie aan de consument te waarborgen.
Helaas is het zo dat we, ondanks het feit dat er op kwalitatief gebied ontzettend veel mogelijk is, als het erom gaat het gehalte van een ingrediënt te bepalen vaak met lege handen staan, zeker als niet om een additief maar om een samengesteld ingrediënt gaat. Als die tekortkomingen in de controle zich nu al voordoen dan zal dat bij een vrijere product-receptuur alleen maar slechter worden. De Consumentenbond heeft geen ongelijk als ze stelt dat de overheid in haar streven om te dereguleren een zware wissel trekt op het vertrouwen van de consument.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten